Verhaaltjes
Hieronder volgt het eerste concept van het verhaaltje dat we gaan proberen te implementeren in de NAO robot. Na de interviews hebben we besloten om een verhaaltje te schrijven over fantasiedieren, dus in ons verhaaltje is de hoofdpersoon een draak. De zinnen zijn kort en makkelijk om het verhaal begrijpelijk te houden voor de kinderen in onze doelgroep. De gebaren die we gebruiken in het verhaal zijn veel gebruikte gebaren die passen in de context van het verhaal. Dit zijn ook gebaren die niet-autistische kinderen van deze leeftijd al gebruiken.
Verhaal:
Er was eens een draak. Deze draak had een probleem. Hij kon heel goed vliegen maar hij kon geen vuur spuwen. Om dit probleem op te lossen ging de draak op zoek naar een tovenaar. Toen de draak van huis vertrok, zwaaide zijn drakenvrouw hem uit. “Dag draak, veel succes! Tot snel!” (uitzwaaigebaar)
De draak ging op pad. Hij kwam langs allerlei verschillende soorten gebieden. Hij kwam langs een bos, langs een woestijn en hij moest zelfs over een zee heen vliegen. Op een gegeven moment was hij verdwaald en wist hij echt niet meer waar hij nou naartoe moest. Hij zag een man lopen, dus hij ging naar de man toe. Hij vroeg aan de man: “Weet u waar de tovenaar woont?”. De man haalde zijn schouders op (weet ik niet-gebaar) “Ik ken geen tovenaar, ik kan je niet helpen, sorry”.
Na de eerste dag vliegen had de draak nog steeds geen idee waar hij de tovenaar kon vinden. Hij besloot om te gaan slapen en het de volgende dag nog eens te proberen. Toen hij een slaapplek had gevonden zag hij een muis en niet zomaar een muis, maar een hele grote muis, hij was wel ZO GROOT (Handen ver uit elkaar om grootte aan te duiden). Deze stoere draak was bang voor muizen, dus hij begon te gillen! “AAAAAH”. De muis zei: “Stil, ik probeer te slapen!” (vinger voor de mond om om stilte te vragen-gebaar). De draak vloog snel weg om een andere slaapplek te vinden. Gelukkig vond hij er een, een eindje verderop. Hij viel al snel in slaap, want hij was moe van zijn zoektocht.
De draak vloog nog een paar dagen verder, maar hij kon nergens een tovenaar vinden. De draak gaf het op en ging op een steen zitten. Hij was verdrietig en moest huilen (hoofd omlaag, handen voor gezicht). Toen kwam er een klein meisje naar hem toe. “Waarom huil jij, draak?” vroeg het meisje. De draak vertelde van zijn probleem en zei dat hij op zoek was naar de tovenaar, maar dat hij de tovenaar nergens kon vinden. Toen vroeg de draak aan het meisje: “Weet jij misschien waar de tovenaar woont?”. Het meisje zei: “Ja” (ja knikken) “De tovenaar is mijn vader!, kom volg mij.” (met hand gebaren dat de draak moet komen).
De draak volgde het meisje naar haar huis en vond daar de tovenaar. Hij vertelde de tovenaar dat hij geen vuur kon spuwen. De tovenaar zei dat hij daar wel iets aan kon doen. De tovenaar sprak een aantal spreuken uit en vroeg of de draak buiten even wilde proberen of hij al vuur kon spuwen. De draak ging naar buiten en probeerde om een baal met hooi te laten verbranden door vuur te spuwen. Het lukte! De draak, de tovenaar en het meisje waren allemaal erg blij (juichend gebaar). De draak keerde terug naar huis en vertelde zijn vrouw het goede nieuws. Zijn vrouw zei: “Goed gedaan, draak” De draak en zijn vrouw leefde nog lang en gelukkig en de draak heeft nog heel vaak vuur gespuwd.